info@judaica-zwolle.nl
Stichting Judaica Zwolle
Judaicanon

Judaicanon Venster 5 - De Emancipatie van de Joden

Ten tijde van de Verlichting ontstond de gedachte dat de mens in oorsprong een vrij wezen is. Ongelijkheid kon niet bestaan. In joodse kring bestond een eigen vorm van Verlichting (Haskalah). Joden moesten van gewantrouwde vreemdelingen gerespecteerde burgers worden. Autonomie van de joodse gemeenschap diende afgeschaft en religieuze wetten en regels versoepeld te worden. Het onderwijs moest assimileren. Van orthodox-joodse zijde bestreed men deze opvattingen. Het wezen van het jodendom mocht niet worden aangetast.

Het Amsterdamse genootschap Felix Libertate (1795) wilde de Verlichtingsideeën in joodse kring verbreiden en niet-joden overtuigen van het recht op gelijke behandeling. Algehele hervorming van het jodendom, elders in Europa noodzakelijk om van acculturatie en acceptatie tot politieke en juridische emancipatie te komen, werd in de tolerantere Nederlanden niet nodig geacht.

Afbeelding : Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (eind 18e eeuw) in het Hebreeuws.

Van christelijke en overheidszijde twijfelde men of joden volwaardige burgers konden zijn. Hun geloof ge- of verbood zaken die tot de rechten of plichten van de burger behoorden. Ook zag men in het streven van Felix Libertate een poging om toegang tot de gilden te forceren en daarin te overheersen.

Felix Libertate verzocht de Nationale Vergadering in 1796 het burgerrecht aan joden te verlenen. In het debat liepen de standpunten zeer uiteen. Uiteindelijk deed de politiek-ideologische noodzaak met 45 tegen 24 stemmen in het voordeel van de joden beslissen. Als joden de rechten van de mens en burger niet kregen, zou dat een ontkenning van hun mens-zijn betekenen en moesten zij uitgewezen worden. Vooral de stem van de katholieken en de druk van de Franse gezant waren doorslaggevend. Op 2 september 1796 werden de joden burgers van de Bataafse Republiek, tot verdriet van bestuurders en rabbijnen, die daarmee hun macht en aanzien zagen afbrokkelen.

Aanvankelijk werd van de verworven rechten (bijvoorbeeld stemrecht, vrije beroepskeuze en vestiging) vooral in de mediene slechts aarzelend gebruik gemaakt. Pas onder koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) werd de gelijkstelling bestuurlijk geïmplementeerd. Organisatie, taal, onderwijs, gebruiken en kleding werden aan voorschriften onderworpen. Dit leidde langzaam tot integratie en teloorgang van tradities. Verzet daartegen vanuit orthodoxe hoek boekte met de benoeming van de traditionele Joseph Hirsch Dünner (1833-1911) tot rector van het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium een belangrijke overwinning. Tussen 1900 en 1940 bekleedden diens leerlingen de hoogste geestelijke functies.

De voorvechters van de gelijke rechten voor joden bepleitten integratie van het joodse volksdeel. Maar tijdens de laat-19e-eeuwse verzuiling vormde elke levensbeschouwing een eigen, vooral naar binnen gerichte "kring". Assimilatie en inburgering, zoals de initiatiefnemers voor de burgerlijke gelijkstelling voor ogen stond, was zo'n 100 jaar later achterhaald door de beweging naar binnen.

Bronnen:
- M.E. Bolle, De opheffing van de autonomie der kehilloth in Nederland (Amsterdam 1960)
- Geschiedenis van de Joden in Nederland, J.C.H. Blom e.a. ed. (Amsterdam 1995)

Ingebracht door: Jaap Hagedoorn
Gepubliceerd in: Judaica-Bulletin 21.4

Bijschrift: Over de emancipatie van de joden in en na de Franse tijd schreef Jaap Hagedoorn een artikel in Judaica-Bulletin 20, nr. 3 (april 2007), waarin u uitgebreider geïnformeerd wordt over dit onderwerp. Dat bulletin kan hieronder worden gedownload.