info@judaica-zwolle.nl
Stichting Judaica Zwolle
Concerten

Joods-religieuze en Jiddische muziek - Collegium Musicum Judaicum - 1990
Concert voor donateurs van de synagoge

CONCERT DOOR HET COLLEGIUM MUSICUM JUDAICUM

Het Collegium Musicum Judaicum uit Amsterdam onder leiding van Chaim Storosum trad in seizoen 1990-1991 tweemaal op in Zwolle. De eerste maal was op dinsdag 2 oktober 1990 om 19.30 uur in de synagoge aan de Samuel Hirschstraat. Dit concert werd georganiseerd door het Genootschap Nederland-Israël Zwolle en de Stichting Voortbestaan Synagoge Zwolle en was in de eerste plaats bedoeld voor leden en donateurs. Op het programma van 2 oktober stonden o.a. liederen als `Awrohom un Soerele', `As de rebbe lacht', `Chassidische schabbesdans', `Jome-Jome', `De rebbe Elimelech' en `Sug schoin rebbenju'.

Het tweede optreden van het Collegium vond plaats op woensdag 23 januari 1991 om 20.00 uur in de manegezaal van Schouwburg Odeon aan de Blijmarkt 25. Beide concerten hadden een verschillend karakter.

Over de muziek die het Collegium Musicum Judaicum ten gehore bracht, schreef Chaim Storosum het volgende.

`We horen in de joodse muziek melodieën, die tijdloos, eenmalig en het wezenlijke zijn van een zeer oude muzikale traditie met een overwegend vokaal klankkarakter. In de joodse muziek bestaat nauwelijks een tegenstelling tussen oude en moderne vormen en stijlen. Daarentegen is er een nauwe verwevenheid van de folklore met de overgeleverde, mondelinge traditie. Het gebruik van en de uitvoering op oude muziekinstrumenten is voor de joodse muziek bijna zonder betekenis, met uitzondering van de bijbelse `sjofar', de ramshoorn, en de `tof', de handtrommel. Een van de hoofdmotieven in de psalmen is: `Sjiroe la-Adonai sjier chadasj' - `Zingt voor Hem een nieuw lied'. Het is een opdracht om bijbelse liederen en melodieën steeds weer te vernieuwen en aan te passen aan de eigentijdse vormen, stijlen en muziekinstrumenten. Daardoor blijven deze melodieën en liederen leven in de onverscheurbare, lange keten der generaties van de joodse traditie. Het Hebreeuwse idioom van de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel, treft ons oor altijd door de eenheid van het spreken en het zingen. `Nabri sjier' - `Spreek een lied' - is het karakteristieke in het oudste heldenepos van de Tenach, het Debora-lied. Daarop is de meest eigensoortige impuls gebaseerd van het bijbelse lied: de cantilatie. Door de stem van de smekende mens ontstaan spontaan de belangrijkste elementen van de cantilatie in de stemvorming, in de melodie en in het ritme van het Hebreeuwse woord. De terugkerende Oosterse en Afrikaanse Joden brachten een schat aan gegevens mee over de liturgische en folkloristische muziek. In de loop der eeuwen heeft de oorspronkelijke karakteristiek van deze muziek zich gehandhaafd en zo is deze muziek de levend gebleven uiting van het joodse volkskarakter van verleden, heden en toekomst. Alles wat tot het Jodendom behoort, vindt in de joodse muziek zijn spreekbuis, waarin het oude zo intens wordt beleefd, dat daardoor iets nieuws wordt geschapen. Bepalend voor de aard van de joodse muziek zijn de godsdienstige gedachten over goed en kwaad, over het noodlot, over waarheid en leugen. De joodse muziek voert ons terug tot het probleem van het naakte bestaan, tot de oervraag of het leven zin heeft, of er een wereldsysteem bestaat dat ten goede leidt of niet. Ze zoekt naar wat de mensen bij alle godsdienstige en ideologische verschillen bindt. Al het lijden der mensheid spreekt uit de vele liederen die het joodse volk eeuwen en eeuwen heeft gezongen. Duidelijk horen we in de muziek van Israël, door alle optimisme heen, de donkere ondertoon van tweespalt, vervolgingen en onrechtvaardigheid, die de wereld en in het bijzonder het joodse volk hebben geteisterd. In de psalmliederen wordt gebeden het slechte uit te bannen. Niettemin blijft de juichkreet overheersen. Ondanks de eerbiedwaardige ouderdom van zijn beschaving is het joodse volk niet vast geroest in oude vormen en gebruiken. Daarvoor is het joodse volk te actief. Met gebruikmaking van de geïnspireerde elementen van het oude, bouwt het joodse volk creatief aan zijn toekomst. Er is een nieuw volkslied ontstaan in dit jonge Israël, bruisend, levenslustig, maar ook teder. Op feestdagen worden nieuwe volksdansen beoefend, maar nooit staan deze liederen en dansen op zichzelf. Zij wortelen in de psalm- en profetenliederen, in de oeroude bijbelse gezangen, in het lied van Debora, in de ritmen en melodieën, waarmee vanouds het volk Israël zijn hart heeft gelucht voor God. Het is een zoeken naar aanknopingspunten met de beschaving van onze tijd, het is speuren naar de eeuwenoude inspiratiebron van de ziel, die vandaag nog helder, levenbrengend water schenkt. Voor de Bijbel is de muziek naast profetie en dichtkunst, de kunst om uit een geïnspireerde gemoedsbeweging een waardevolle werkelijkheid te scheppen: de werkelijkheid van de levende muziek.'

Het Collegium Musicum Judaicum bestond uit de volgende musici: Jadwiga Sosinska, sopraan en handtrommel; Reinilde Buys, harp; Caroline Tuytel, fluit, piccolo en altdwarsfluit; Hugo Doesburg, violoncello; Chaim Storosum, bariton en altviool.