Maup Stodel kwam in 1918 in Amsterdam ter wereld als zoon van de ongehuwde moeder Sientje Stodel (1890-1930). In 1921 werd hij opgenomen in het gezin van Henri en Sara Veterman-Leger in Zwolle. Henri was koopman en koster van de synagoge. Zelf hadden zij drie dochters en twee zonen. Toen de oorlog uitbrak, was Maup 22 jaar. In 1942 verdiende hij de kost als handelaar in galanterieën (goedkope sieraden en modeartikelen).

De Joden moesten uiterlijk 24 juni 1942 hun fietsen inleveren bij de gemeente. Op verkoop of weggeven ervan stond maximaal 6 maanden gevangenisstraf en 1000 gulden boete. Maup had in juni zijn rijwiel toch verkocht. Daarom moest hij zich melden bij de politie. Om zijn pleegouders niet in gevaar te brengen, deed hij dat. Hij werd opgesloten in het Zwolse politiebureau en op 7 juli overgebracht naar de Sicherheitspolizei in Arnhem. Kennelijk werd hij schuldig bevonden en daarom gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. Daar moesten de gevangenen zware dwangarbeid verrichten in een steengroeve. Op 9 november 1942 is Maup bezweken.

De Duitsers namen veel maatregelen om Joden te isoleren. Onder andere door het afnemen van fietsen werd hun bewegingsvrijheid beperkt. Ter intimidatie werden zelfs lichte overtredingen zwaar bestraft. Het lot van Maup overkwam ook veel andere Joden.

Voor extra informatie bij dit portret klik hier.

Copyright: Stichting Judaica Zwolle 2016